

ANNE MIEKE VERMEULEN
De Mooye Keene
geschiedenis van een zeearm
Voorleesfragment: Jan Adriaensen :Treurtniet bij de Geuzen
De publicatie van 'De Mooye Keene; Geschiedenis van een zeearm', maakt deel uit van het project rondom de restauratie van de Keenesluis.
Wie meer wil weten over dit project kan terecht op de facebookpagina van de Vrienden van de Keenesluis of op hun website.
Fragment
Het is het jaar 1300 of daaromtrent. Op de plaats waar ooit de Mooye Keene in de Mark zal stromen, is het landschap woest en zompig. Het veenmos strekt zich uit zover het oog reikt. Riet, biezen en zegge rijzen op tussen het mos. Hier en daar staan berken en wilgen in groepjes bijeen. Het zachte getjilp van rietgorzen wordt overstemd door het luide kr kr kr kiet van karekieten. Watersnippen en wulpen pikken met hun lange snavels in het veen naar voedsel. Een otter zoekt dekking tussen het riet. Libellen scheren over het water van de Barlake. De plas staat via de Dintel in verbinding met zee. De overstroming van 1288 heeft het land verzilt. Tot waar het water is gekomen, verschijnt nu ook de ruwe bes.
Maar niet alleen planten en dieren bevolken dit landschap. Sinds enige jaren is er ook menselijke activiteit. Door de verzilting is het veen geschikt om darink te delven. De turf wordt hier naar boven gehaald, niet om de brandstof, maar om het zout. Het is een zwaar werk. Mannen verwijderen de stugge begroeiing en scheppen de kleilaag weg die de zee hier heeft afgezet. Dan steken en tillen ze de natte turfblokken en rijden die met kruiwagens naar de vrouwen. Die zetten de blokken op tot koepels waar de wind vrij doorheen kan, zodat het veen kan drogen. Vuren branden rokerig. Het is de turf. De as die overblijft wordt in zakken geschept en verscheept naar de Nieuwenbosch.
Godevaart Ver Litwinen heeft hier 4,5 hoeve of zo’n 68 ha. Niet dat je Godevaart zelf in het veen zal zien. Hij is immers poorter van Bergen op Zoom en bovendien drossaard van Breda en Bergen. Hij heeft een moerbaas aangesteld om toezicht te houden op het werkvolk. Er wordt wel beweerd dat Godevaart een bastaardzoon is van Raso I van Breda, de vader van de huidige heer van Breda en dat hij daar zijn ambt aan te danken heeft. De moer heeft hij tegen een erfcijns van 3 Leuvense penning per hoeve gekocht van de zoon, Raso II.
Ook Jan van der Maere van Gastel mag hier moeren. Hij heeft zijn 80 ha. van Gerard van Wesemale, de heer van Bergen op Zoom. Jan verkreeg ook het recht om de vaart naar de Nieuwenbosch te laten graven. Daar staan de zoutketen, waar de verdere verwerking van de turfas plaats zal vinden. De zouthandel is lucratief en nu laat de Abdij zelfs een vaart aanleggen naar Oudenbosch.
Verder naar het het oosten is het veen nog zoet. Daar ligt Zevenbergen. De torens van het nieuwe kasteel van Hugeman van Strijen steken fier af tegen de horizon. Hugemans vader, Willem, die de eerste heer van Zevenbergen was, is met de bouw begonnen. Nu is de burcht aan de Mark bijna klaar.
Verderop langs de rivier ligt het dorp Niervaart. Het wordt genoemd naar de pas gegraven nieuwe turfvaart. Het dorp en zijn bewoners vallen onder de heerlijkheid Strijen. Vrouwe Aleid, die de achternicht is van Hugeman, woont ver weg in haar kasteel in Oosterhout.
In het westen, waar de Striene stroomt, ligt Valkenburg met zijn kerk aan het grote diep van de Amer. Hier heeft Hertog Jan zelf 300 gemet moer in leen uitgegeven. Jan I is de leenheer van de heren van Breda en Bergen op Zoom. Uiteindelijk is hij de eigenaar van al deze grond.